Terug: Index feuilleton
Het jaar van de ooievaar - Gerard Nijenhuis
Aflevering 25
Eigenlijk kan ik vandaag wel blijven, zei Olga opeens. Ze zaten in de tuinkamer, op de houten vloer, vlak voor de boekenkast en met uitzicht op de wintertuin met kale appelbomen. Ben had z'n potkacheltje lekker opgestookt en een ketel water opgezet, die zacht zong en sliertjes stoom losliet. Ja, zei ze.Onno is de hele dag op jacht en weet je met wie? Ben keek haar aan. Lang en fors zat hij daar met zijn rug tegen de boekenkast, zijn lange benen ver de kamer in, een stapel boeken aan weerszijden, waar hij nu en dan op leunde. Hoe kan ik dat nou raden, zei hij. Met Jop Snieder soms? Ze lachten beiden. Nee, met Salomo! O. Olga zocht zijn gezicht af naar een reactie. Ben had nu weer die verbaasde blik, die haar vertederde, maar haar soms ook irriteerde. Zo onschuldig leek hij dan, maar dat was hij niet, die duvel! Vind je dat niet gek? vroeg Olga. Niks gekker dan dat jij hier zit. Toen lachten ze opnieuw en Olga dacht niet meer aan Onno en Sal en hun pas begonnen vriendschap. Ze keek naar Ben, terwijl hij een nieuwe tekst voorlas en ze bewonderde hem, die grote man, die zo vrij was en die haar altijd zo onbekommerd leek en die als geen ander de kunst verstond om haar over een gedachte heen te helpen. Soms leek het wel of haar geest een huis vol drempels was, waar zij voor elke drempel eindeloos stilstond zonder de moed te vinden om er overheen te stappen. Onno was degene, die achter haar stond en naar haar keek, hoe zij angstig geworden door die drempel, vast raakte in haar denken en niet tot handelen kwam. Ben was de man, die naast haar kwam staan, z'n hand - die grote stevige hand met de zegelring - om haar heup legde, haar even optilde en haar zo met een zwaai over de drempel zette. Sinds ze hier kwam was ze rustiger geworden. Blijer ook. Het was alsof haar leven nieuwe vaart kreeg. Ze was vrijer geworden. Als haar schoonmoeder iets vroeg, keek ze haar rustig aan en weigerde als ze het nodig vond. Het verbazingwekkende was dat die weigering werd geaccepteerd! De wekelijkse uren, die ze doorbracht in zijn kamer, waren als adempauzes. Ze stapte even helemaal weg uit haar gewone bestaan en zodra ze binnenkwam in de lange gang van het witte huis van Ben, viel het andere van haar af. Ver weg was het Holt dan. Het leek wel of het weggleed uit haar leven. Alsof het een episode was, die er niet toe deed. Merkwaardig. Ze begreep het maar half. En wat het wonderlijkste was: haar verleden, haar jeugd, vond ze terug in gesprekken met Ben. Ze kon er hem over vertellen. Hij, die anders zo speels was, haar met gekke opmerkingen aan het lachen maakte, zat dan te luisteren, zacht knikkend met zijn hoofd en met ogen, die tegelijkertijd aandacht en melancholie uitstraalden. Soms stelde hij een enkele vraag. En wat haar trof, was dat hij probeerde zijn eigen, zwervende jeugd, die voortging van verhuizing naar verhuizing, te vergelijken met die roerloze, stilstaande jeugd in het kleine dorp, waar Olga opgroeide. Een dorp, dat gekemnerkt werd door brinken met bomen en mensen, die in de schaduw van die bomen leefden. Ook over haar vader kon ze aan hem vertellen. Niet alleen die eerste keer deed ze dat, toen haar vijandschap jegens hem omsloeg in vriendschap. Ook later bleef ze dat doen. Het was zelfs zo dat ze het verstoorde beeld in die gesprekken terugvond. Ze had het zelf niet zo kunnen formuleren, maar Ben bedacht het, zonder het overigens tegen haar te zeggen: Hun contact was een vorm van therapie. Met niemand - behalve met de dokter in Assen - had ze ooit zo over haar vader kunnen praten. Nu kon ze dat. Ze hoefde hem niet te verontschuldigen. Hij mocht zijn, die hij geweest was. Ook zijn mislukking, zijn verdriet, zijn wanhoop zelfs, kon bestaan in hun contact. Doordat ze bij Ben haar vader terugvond, vond ze ook een stuk van zichzelf. Een verloren tijdperk, een jeugd, die ze bijna verloochend had uit schaamte voor wat er gebeurd was. Jij helpt me zo, zei ze soms, middenin een gesprek. Ben zei dan glimlachend: Onzin. Jij helpt mij! Door jou ben ik thuis in dit dorp en ik ga hier nooit meer weg. Opspringen kon hij dan en gekke passen maken, weghollen door de gang om koffie te maken in zijn rommelkeuken en luid zingend - één of andere opera-aria of een lied van Schubert - weer terug te komen bij haar. Het was de vreemdste herfst, de wonderlijkste winter, die zij tot nu toe had meegemaakt en ze was zo gelukkig, dat ze vaak dacht: Dit kan toch niet bestaan? Dit is toch onmogelijk, een man en een vrouw zo samen en toch ... Dat hij na die ene kus - nadat zij had uiteengezet dat zij dat niet wilde - dit had aanvaard en zo mogelijk nog zorgzamer was geworden, ontroerde haar. Ze hield nog meer van hem sindsdien. Ben van zijn kant raakte zo doordrongen van haar wezen, dat hij zich verbaasde. Het leek wel, alsof hij haar bestaan absorbeerde, alsof hij alles over haar moest weten om dichter bij haar te komen. Daarom vroeg hij haar van alles over haar jeugd. Ook dingen, die niemand vroeg. Bijvoorbeeld de kleur van de gordijnen in haar kamer. Ach, malle jongen, zei ze, ik had helemaal geen kamer. Sliep gewoon in de bedstee. Met Irina. Ook vroeg hij wat ze deden na school, hoe ze speelden en welke bloemen ze mooi vond. En hoe de zomeravonden waren. De zomeravonden? Ja, zei Ben. Ik hou nergens zo van als van de avonden in de zomer. Dan was het ook dat ik me ongelukkig voelde in de stad, ook al ging ik naar Scheveningen. Ja? Het lijkt me zo heerlijk om ze hier door te brengen. Om 's avonds laat nog in de tuin te zitten . . . Wij mochten altijd wat langer opblijven dan, zei Olga. We speelden na het eten nog buiten. En die lucht, die maar niet donker werd. En zwaluwen? Ja ... en de geur van zand. . . Zand? Ja, weet je dat zand geur heeft? En hooi! Vers hooi, dat overdag opgehaald werd uit het veen. Overal hing het in de bomen. Wij mochten soms ook mee naar het veen. We zaten boven op het hooi en dan reden we door het land. Vader was toen nog vrolijk en hij leek zo jong en sterk en alle mensen riepen iets naar je als je voorbijkwam. Als de voeren hooi op het erf stonden, op de deel of zo, werden de paarden uitgespannen. En dan was het werk gedaan. Morgen is er weer een dag, zei vader. Haar ogen waren licht geworden van kleur, vol van de herinneringen, die bij haar opwelden uit die vergeten bron. Ben vond bij haar een plaats, waar hij thuis raakte. Hij dook onder in die wereld van mensen en bomen, hooi en zomer. Ze vergaten de wereld om hen heen, de boeken, die ze hadden klaar gelegd. Het was net alsof zij het opnieuw beleefden; ze gingen terug naar het uitgangspunt, vooral naar het hare, om van daaruit het leven terug te vinden in al zijn rijkdom en bloei. Ze was mooi als ze zo van ver keek naar wat zich daarginds had afgespeeld. Het werd opnieuw aanwezig in hun gesprek. Haar huid was glad gespannen, haar lippen, fijn en zo vaak peinzend gesloten, gingen open en krulden zich met die beweging, die hij lief had gekregen, de eerste keer toen hij het zag. Haar hand gleed als verstrooid door het haar. Hij werd jong en nieuw. Hij groef zich in in die ervaringen. Hij overwinterde. Hij leek de egel wel, die hij in deze herfst had gezien in zijn tuin, die zich ingroef in het zachte blad van de lindebomen. Ze glimlachten en vergaten de tijd, zoals Sal en Onno dat deden, zwervend door het achterste veld, het Tranendal en de laatste restanten van wat eens de grote stille heide was geweest. Alle vier zwierven zij om in de gedachten van de ander, zochten een weg naar ervaringen van vroeger, probeerden te begrijpen en samen te zijn. Ze vergaten de tijd omdat die niet meer bestond. Eeuwigheid drong binnen in de tijd. Ze waren als vissen, die even hun gewone element - het water - konden verlaten om op te springen naar een andere, vrijere vorm van leven. Lang scheen de zon die dag, die koele midwinterdag. Zonnewijzers leken de stralen haast niet te kunnen vangen en de kraaien, die telkens opwiekten van de toren, dansten erin. Was het, omdat ze alle vier wisten - vaag - niemand zou het hebben kunnen zeggen - dat ze elkaar toch weer zouden moeten verliezen - was het daardoor dat deze dag zo bijzonder was? Zouden ze er daarom aan terugdenken als aan een kostbare herinnering? Terug: Index feuilleton
|