Persoonlijke notitie Evert Heeg: 
gladheidsbestrijding en sneeuwruimen in de
gemeente Gieten 1960-1990

Terug naar: Persoonlijke notities

 
(2010-03) Onze oude burgemeester Van Walsum werd vorig jaar door een veilgheidsfunctionaris benaderd. Hij deed onderzoek naar sneeuwrampen die zich in het noorden hebben afgespeeld. De onderzoeker begon over een sneeuwramp in Gieten van rond de jaarwisseling van 1962-1963. Van Walsum kon zich echter geen ramp herinneren en schakelde de vroegere gemeente-architect de heer Heeg in om bij hem eens navraag te doen. Evert Heeg was in de jaren 1960 tot ongeveer 1990 belast met de organisatie en uitvoering van de werkzaamheden die waren verbonden met de gladheidsbestrijding en het sneeuwruimen. Naar aanleiding van de vraag van Van Walsum heeft de heer Heeg die organisatie en het werk eens op een rij gezet. Het resultaat is een prachtig verhaal. Hij vond het geen probleem dat wij dat verhaal als "Persoonlijke Notitie" op het Collectieve Geheugen van Gieten zouden plaatsen.

Gladheidsbestrijding en sneeuwruimen in de gemeente Gieten
 in de tijdsperiode van circa 1960 tot 1990.

Algemeen.

In de loop der jaren is het materieel steeds meer verfijnd en uitgebreid. Zoals op vele terreinen werden ook op dit gebied de eisen van gebruikers en van de inwoners steeds hoger gesteld, niet in het minst door de komst van de zogenaamde "import". Deze nieuwe bewoners veroorzaakten een grote toename van het woon-werkverkeer. In het algemeen kan worden gesteld dat in de loop der jaren het gebruik van de auto enorm toenam en daarmee het verkeer op de wegen.

Inmiddels ben ik alweer vele jaren met pensioen en kom dus steeds verder van het werk af te staan met het gevolg dat ik niet meer precies weet in welk jaar een bepaald iets heeft plaatsgevonden. Zo herinner ik me de sneeuwperiode uit 1963 helemaal niet als een 'ramp'. De winterse omstandigheden waren lastig doch bepaald niet abnormaal streng (behalve de overgang van oud naar nieuw heb ik begrepen!).
Wat dat betreft zijn er in feite bij mij maar twee perioden bijgebleven: de sneeuwstormen in het jaar 1979 en de enorme gladheid met ijzelvorming in het jaar 1987. Toen was alles ontwricht, maar dan ook alles.

Bij beide genoemde extreme gevallen was het verkeer gedurende enkele dagen volledig ontwricht en deden zich hamsterverschijnselen onder de bevolking voor!!


Overigens nam niemand de gemeente ook maar iets kwalijk. Overmacht was overduidelijk aanwezig. Het beschikbare materiaal was verre van toereikend om maar iets te bereiken. Ook de provinciale- en rijkswegen waren afgesloten. Treinen reden er niet. Er sneeuwde tussen Groningen en Leeuwarden zelfs een heel treinstel met reizigers in. Militairen met groot materieel van de vliegbasis Leeuwarden moesten hulp bieden aan vele wegbeheerders, echter niet aan de Gemeente Gieten.

Er werden op de gemeentehuizen toen Rampen Commissies onder leiding van de burgemeesters gevormd, zo ook in Gieten. Dit bleek ook wel noodzakelijk, want op deze manier kon door goed overleg tussen de Provincie en de Gemeenten elk dorp en woongemeenschap zo spoedig mogelijk een ontsluitingsroute krijgen. Ook eventuele ziekentransport en dergelijke werd centraal geregeld. Overigens viel er voor de inwoners geen enkel gevaar of voedseltekort te duchten. Op een enkele plaats was er een tekort aan opslagcapaciteit voor de melk zodat er enige melk verloren is gegaan in sloot of giertank.

Materieel
Aanwezig: twee vrachtauto's, één tractor en enkele kleine machientjes die voor het grasmaaien waren bestemd en die omgebouwd konden worden tot sneeuwschuiver. De tractor kon aan de voorkant worden voorzien van een smalle sneeuwschuif en erachter kon een strooier met daarboven een beperkt reservoir worden aangebracht. Het kleinere materieel werd vooral gebruikt voor de voet- en rijwielpaden, bushaltes, inritten bij scholen en dergelijke.

Beide auto's konden voor worden voorzien van een sneeuwschuif en aan de zijkant en later de achterkant van een zand/zoutstrooier welke mechanisch gevuld werden vanuit een op de laadbak geplaatste voorraadbak.

Oorspronkelijk werd handmatig gestrooid door twee werklieden die geknield op de laadbak lagen. Zij werden enigszins beschermd door een afneembare huif op de zijschotten van de laadbak.

De eerste ontwikkeling daarna was een strooier welke aangebracht was op de zijkant van de auto en aangedreven werd door een rubberwiel dat op het achterwiel van de auto gedrukt werd. Deze strooier had het voordeel dat vóór de achterwielen van de auto werd gestrooid, waardoor de auto een uitstekende grip op het wegdek had. Het 'strooibeeld' op de weg was echter niet ideaal, terwijl het onderstel van de auto door het gebruik van zout meer werd aangetast. De draaisnelheid van de strooier was afhankelijk van de rijsnelheid van de auto. Om op kruisingen en wegaansluitingen iets intensiever te kunnen strooien moest de auto daar ter plaatste even heen en terug rijden.

Genoemde bezwaren hebben er uiteindelijk toe geleid dat de strooiers toch weer achter de auto's werden geplaatst. Elke strooier had een eigen aandrijving welke vanuit de chauffeurscabine te regelen was en ook bij een stilstaande auto kon strooien. Ook het vullen van de strooiers was gemakkelijker te automatiseren en er hoefde geen personeel tijdens de ritten 'achterop' mee te rijden.

Zoals reeds genoemd werd er gestrooid met zand en/of zout. In de loop der jaren nam het gebruik van zout steeds meer toe, hoewel later ook weer meer stemmen te horen waren dat zout meer kwalijke effecten had op het milieu.
De grondstoffen werden voor de winter besteld en opgeslagen onder dekzeilen of overkappingen. Het laden van de auto's en dergelijke werd aanvankelijk handmatig verricht met de schop, doch later met een elektrisch aangedreven laadband.
Verder werd in de zomermaanden al het materieel gecontroleerd en zo nodig gerepareerd of vervangen en tenslotte geel geschilderd.

Algemene alarmering
Aanvankelijk beschikte niemand over een alarmeringstoestel. Slechts enkelen hadden thuis een telefoonaansluiting. Het begon altijd met het volgen van de weerberichten die de radio uitzond. In latere jaren kwam hier de TV bij.

Wanneer daartoe aanleiding was werden enkele medewerkers verzocht om afwisselend 'wachtdienst' te verrichten. Deze personen luisterden dan naar alle berichten en controleerden zonodig 's morgens zeer vroeg de wegen op gladheid. Afhankelijk van hun bevindingen werden de opzichter en de chauffeurs gewaarschuwd, die op hun beurt hun hulpen optrommelden.

Daarnaast werd in de loop van de ochtend informatie verkregen van de politie. de chef van de busondermemingen: de heer Vorenkamp, medewerkers van Provinciale en/of Rijkswaterstaat en soms van vroege reizigers.

Werkroutes
Het was gebruikelijk dat bij normale omstandigheden er één auto ingezet werd in het dorp Gieten en naaste omgeving, terwijl de tweede auto met bemanning Gieterveen, Nieuwediep en verder vooral het veengebied voor zijn rekening nam. Deze keuze paste ook het best bij de politieke wensen van het Gemeentebestuur en vooral de Raadsleden.

Bij de inzet werd voorrang gegeven aan de busroutes. Uitgangspunt was dat de eerste bussen om 6.30 à 7.00 uur veilig in Gieten moesten kunnen komen, zowel voor het personeelsvervoer van Udema  als voor het Openbaar Vervoer. Uit persoonlijke contacten met de Udema's bleek mij dat dit zeer op prijs werd gesteld. Daarna werden de 'landbouwwegen' gestrooid alsmede hoofdwegen in de bestemmingsplannen. Als doel gold dat al deze wegen om ongeveer 10.00 uur 's morgens goed berijdbaar moesten zijn.

Na 'de koffie' kon dan begonnen worden met alle overige wegen. Naast het grote materieel werd 's morgens door de overige personeelsleden het kleinere materieel ingezet voor de bushaltes, voetpaden, sommige toegangspaden met inritten etc.

Bij aanhoudende straffe oostenwind en sneeuwval moesten de auto's constant door blijven rijden om de vorming van nieuwe sneeuwduinen en dergelijke te voorkomen. Dit betekende het aantrekken van extra chauffeurs om de vaste chauffeurs tijdig rust te kunnen geven! Ook onze monteur sprong regelmatig bij voor aflossing. ln latere jaren is een enkele keer de hulp van een loonbedrijf ingeroepen.

Alleen bij de grote sneeuwval zoals in 1979 en met de aanhoudende harde wind konden onze schuiven niets verrichten en moest de sneeuw met laadschoppen en dergelijke worden verplaatst.

De gevolgde routing werd vrij algemeen geaccepteerd. Soms kwam er na de winter een enkele op- of aanmerking over de gevoerde werkwijze. In overleg met het College van B&W en de Secretaris is daarop besloten de routing en de wijze van werken, voor zover mogelijk, voor de winter te bepalen en vast te leggen in een korte omschrijving met routekaartje. Na goedkeuring werd dit dan ter kennisgeving aan de Raad voorgelegd. Natuurlijk bleef het mogelijk dat door omstandigheden van het voorgenomen plan kon worden afgeweken.

Tenslotte kan in dezen nog worden genoemd het overleg met de buurtgemeenten. Dit had meestal tot gevolg dat wij weggedeelten in Gasselte, Rolde en/of Annen alsnog voor onze rekening namen. Uiteraard was het ook een Gieter belang dat het verkeer (waar onder de bussen) veilig verder kon rijden dan de grenzen van onze gemeente.

Personeel  
In de winter beschikten we aanvankelijk over een beperkt aantal personeelsleden; deze waren in vaste dienst bij de Gemeente. Gedurende de zomermaanden en deels het voorjaar en de herfst waren er ook nog werknemers met een los dienstverband bij de gemeente werkzaam. Dit waren veelal steeds dezelfde personen.

Wanneer het werk in de nazomer bij de gemeente verminderde gingen enkelen naar 'de boer' (aardappelen en bieten rooien). Veelal steeds naar dezelfde adressen. Sommigen gingen naar 'de fabriek'(aardappelen en bieten) en een enkeling naar de 'bloembollen' in Noord Holland of naar een Waterschap om leidingen te schonen. Ook waren er enkelen die een eigen huisje met enige grond bezaten en zelf vruchten verbouwden die dan geoogst moesten worden.

Het ontslaan van los personeel leverde dan ook nooit een probleem op. Men wilde vaak liever iets eerder vertrekken dan ons lief was. Met een beetje geven en nemen werd dit altijd goed opgelost. Tijdens hevige sneeuwval en vooral bij sneeuwjachten werd er dan weer een beroep op sommigen gedaan, hetgeen als normaal werd ervaren.

Toen in latere jaren het los personeel in vaste dienst kon treden heeft een deel eraan gevolg gegeven, in hoofdzaak de ouderen. Een en ander betekende dan wel een extra uitgave voor de Gemeente. In extreme omstandigheden , bijvoorbeeld bij veel 'duinvorming' en/of herhaalde ijzelvorming was het onmogelijk alle wegen - vooral 's nachts - open te houden. Het aloude boermarke gebruik trad dan weer naar voren. Zonder dat er op de 'boerhoorn' geblazen was. Vooral in de buitengebieden kwamen dan groepen bewoners met handschuiven, schoppen en dergelijke de gemeente te hulp. Genoemd kunnen worden: de Gasselterweg. Achter 't Hout, Bonnen, Veenakkers, Bonnerveen en soms Bareveld.

Deze hulp was gratis voor de Gemeente d.w.z er werd geen geldelijke vergoeding gevraagd. Verwacht werd echter wel dat ze een 'zeupie' kregen aangeboden, zoals ook bij de marke ook steeds gebruikelijk was. Mijnerzijds werd dan ook (met genoegen) aan elke groep een fles met de verwachte inhoud aangeboden onder dankzegging uiteraard voor de onmisbare hulp. Ze vroegen nooit om glaasjes - dat leverde kennelijk nooit een probleem voor hen op. Mijn declaraties leidden echter tot vragen tiidens een Collegevergadering...

Bij elke ploeg werden steeds één of twee werklieden van de Gemeente geplaatst liefst diegenen die in de omgeving woonden. Dit gaf de vrijwilligers het idee dat ze niet door de Gemeente aan hun lot werden overgelaten terwijl de leiding 's avonds door de eigen mensen op de hoogte werd gesteld van de vorderingen maar vooral van wat nog moest gebeuren.

Wat mij altijd is bijgebleven is het volgende: men wist bij elke groep waar een ernstige patiënt aanwezig was die wel eens voor ziekenvervoer in aanmerking zou kunnen komen. Ook was altijd bekend wie reeds een afspraak bij een specialist had. Het was volstrekt vanzelfsprekend dat noodzakelijk vervoer van zieken en ouderen mogelijk moest zijn en zo nodig mogelijk werd gemaakt. Daar hoefden ze geen opdracht voor te ontvangen' Het verantwoordelijkheidsgevoel en de bereidheid samen te werken was bijzonder groot, zowel bij het personeel van de Gemeente als bij de (plattelands)bevolking.

Voor de chauffeurs met hulpen die niet in de gelegenheid waren om even langs huis of kantine te rijden om iets te eten en/of te drinken, maar vooral ook om de benen even te kunnen strekken, was er gelegenheid te pauzeren in huize "Bareveld" en bij de familie Eling te Gieterveen. De warme soep, koffie en broodjes stonden altijd klaar. Bovendien was het gebruikelijk dat er dan even telefonisch contact met het kantoor of 's avonds met de opzichter thuis werd opgenomen voor het uitwisselen van gegevens.

Mankementen aan het materieel tijdens het gebruik.

Onze monteur en/of een plaatselijke smid werden dan ingeschakeld om desnoods een tijdelijke reparatie te verrichten.  Het kwam voor dat een beroep moest worden gedaan op de zuivelfabriek in Gieten voor warm water waarmee de gevormde ijsafzettingen op het materieel kon worden verwijderd.

Ook konden we vaak gebruik maken van de verwarmde werkplaatsen bij de zuivelfabriek en bij Udema. Hiervoor is ons nooit iets in rekening gebracht, ook niet voor de uren hulp van hun monteurs en de gebruikte materialen.

Financiën.
In de jaarlijkse gemeentebegroting was steeds een uitgavenpost opgenomen voor 'gladheidbestrijding en sneeuwruimen'. Deze post werd geraamd met behulp van de ervaringscijfers van de laatste 3 à 5 jaren. Per jaar konden de uitgaven echter belangrijk verschillen temeer daar de uitgaven gedaan werden tijdens de overgangsperiode van het ene dienstjaar naar het andere. Een goede verdeling van de kosten was van tevoren moeilijk te maken. Voor de uitbreiding van het aantal vaste personeelsleden is besloten om voortaan alle loonkosten - naar bestede uren - rechtstreeks te boeken op de betreffende uitgavenposten in de begroting. Vanaf toen maakte de post gladheidbestrijding en degelijke ook deel uit van de totale onderhoudskosten 'wegen'. Deze totale post werd berekend volgens de door de Provinciale Griffie en Waterstaat vastgestelde normen. Een en ander betekende dus dat hoe meer geld uitgegeven werd aan gladheidbestrijding, hoe minder middelen er beschikbaar overbleven voor het normale onderhoud, terwijl de wegen na een strenge winter vaak extra onderhoud vergden.

In overleg met de secretaris is toen voorgesteld voortaan een 'doelreserve' in de begroting op te nemen voor 'gladheidbestrijding en sneeuwruimen'. In deze reserve werd elk jaar een vast bedrag gestort dat dan ten laste van de 'wegen' werd gebracht, terwijl alle gemaakte kosten ten laste van de reserve werden gebracht.

Door deze wijze van verantwoorden konden de jaarlijkse pieken en dalen worden voorkomen. Voor de aanschaf van nieuw materieel werd een krediet aangevraagd en na goedkeuring van College van B & W - Raad - Provincie beschikbaar gesteld. De rente en afschrijvingskosten werden ook dan weer ten laste van de doelreserve  gebracht. Dekking voor deze uitgaven was dan altijd aanwezig zodat ook immer op een vlotte goedkeuring kon worden gerekend, vooral bij een niet sluitende gemeentebegroting van groot belang. Eenzelfde systeem met doelreserves is naderhand ook toegepast voor de totale wegenpost en voor de post 'buitenschilderwerk' aan de openbare gebouwen en de woningen die niet bij het gemeentelijke woningbedrijf waren ondergebracht.

Verantwoordelijkheid
Uiteraard behoefden alle door gemeentewerken verrichte werkzaamheden en aankopen vooraf de goedkeuring van het College van Burgemeesters en Wethouders. Meestal betrof het zaken die jaarlijks terugkeerden en genoemd en geraamd waren in de jaarlijkse gemeentebegroting. Na goedkeuring van de begroting kreeg ik altijd een telefoontje van de Secretaris dat tot uitvoering kon worden overgegaan. Ook de door derden te verrichten onderdelen werden in opdracht van de technische dienst uitgevoerd en gecontroleerd. Ter controle was een volledige kredietbewakingssysteem ingevoerd, waarbij ook alle door eigen personeel bestede uren werden verantwoord. Met wekelijkse overzichten konden alle uitgaven op elk moment worden getoetst aan de ramingen.

Wekelijks had ik contact met het College en dan konden wederzijds inlichtingen worden gevraagd en gegeven. Daarnaast had ik aanvankelijk regelmatig contact met de Burgemeester. Na de invoering van een (politieke) portefeuilleverdeling in het College werd dat iets minder gemakkelijk. Verder had ik veelvuldig contact met de Secretaris, vooral over administratieve zaken. Op sommige vragen van de raad of inwoners werd mijn advies gevraagd.

Bij hevige sneeuwval en dergelijke werd het contact met veelal de burgemeester frequenter. Hierbij werd dan tevens aandacht geschonken aan de belangen van de brandweer. Meerdere personeelsleden van de gemeentelijke brandweer waren echter in dienst van de gemeente en betrokken bij de bestrijding van de gladheid en sneeuwoverlast. De vindbaarheid van de brandkranen werd wel eens zeer bemoeilijkt door de sneeuw. Overzichtskaarten van de ligging van de kranen met nadere afstandsmaten tot de aanwezige opstanden waren altijd in de brandweerauto's aanwezig. Met het zoeken ging wel enige tijd verloren, terwijl het 'open water' ook altijd niet even open was.

Het algemeen risico dat door winterse omstandigheden toch wel werden gelopen werd door de oorspronkelijke plattelandsbevolking volledig geaccepteerd. Iedereen deed zijn best om de hinder op te heffen, dat zag je toch en dan moest je niet lopen te mekkeren.

Anders werd het toen in het buitengebied de eerste boerderijtjes door stedelingen werden gekocht en verbouwd en bewoond. Deze nieuwe inwoners namen maar al te vaak 'stedelijke eisen' met zich mee ten aanzien van bijvoorbeeld de berijdbaarheid van de wegen, de openbare verlichting, de blusvoorzieningen en dergelijke.

Dit geldt beslist niet voor een ieder. Ook in dezen vond toch wel een zekere maatschappelijke verharding plaats en werd de afstand tussen bestuur en bevolking steeds groter.

Gieten, november 2009

Terug naar: Persoonlijke notities